Paardrijklets
Voor haar verjaardag had dochter een prachtige kadobon voor een ‘eerste paardrijles’ gekregen. Ik wist inmiddels ook al waar: een oude boerderij met paardenstallen en een manage, een goed kwartier rijden hier vandaan. Ik had gisteren gebeld of vandaag oké was en dat was ’t. Joviale boer aan de lijn: “dan moej miene vrouw hebb’n, die goat over de afsproaken” (en dat dan op z’n Mühlviertlerisch hè). Mundart noemen ze dat. Mund-Art. Dialect. Ik heb er wel een jaartje of twintig over gedaan voordat ik zo’n beetje alles kon verstaan en nog zijn er veel woorden waar ik ineens weer van opkijk. Zo is bijvoorbeeld a neichtl zoiets als ‘een poosje’ of ‘eventjes’, een Bissgurn een ruziezoekende en altijd kijvende vrouw, Gschloder is slappe koffie/bocht en een Schlampatatsch is een onordelijk persoon (een smeerderk 🙂 ). En zo kan ik nog wel even doorgaan. Op de vrijgezellenavond voor ons huwelijk moest ik van de buren een twintigtal woorden ‘ontcijferen’, anders mocht ik niet met een Oberösterreicher trouwen want dan zou ik mijn man nooit begrijpen. Gelukkig wist ik van het merendeel inmiddels al wel wat het was en met een beetje hulp van man wist ik de rest uiteindelijk ook. Maar van mijn man snap ik nog steeds geen bal. En het blijft elke keer opnieuw een avontuur om met een echte inboorling te converseren.
Zo ook vandaag. Rond kwart over drie komen we de rijhal binnen lopen, geen idee waar we ons moeten melden. Een aardige dame in rijbroek brengt ons naar het woonhuis zodat we kunnen beginnen. De boer des hoeves, ik schat hem op zo’n 75 jaar, zit in de keuken uitgebreid te kletsen met een buurboer. Over paarden en aardappels en de kwaliteit van het hooi. De dame laat ons in de keuken achter en wij wachten braaf tot meneer zich tot ons wendt. Mén wat duurt dat lang. Kort voor half vier merkt hij ineens dat we er nog steeds staan. “Ach jaaa, die Deerne die reiten lernen möchte. Mensch, mei… bist ’n du nu klan…” [“wat ben jij nog klein!”, een zinnetje waar dochter o.h.a. erg pissig van wordt] Er wordt een oude rijhelm tevoorschijn getoverd (one size fits all, one size smells all) en dan gaan we het paard zadelen. Het paard voor dochter heet Relief, zo staat het op de box. Ik dacht “oh. Opluchting, mooie naam, vast voor een rustig paard”. Toen bleek dat het als reliëf uitgesproken werd. Jeujjj… een hobbelpaard…
Relief blijkt wel gehoorzaam en geduldig. De man ratelt aan één stuk door. “Lady, je moet je bips optillen. Rechtop zitten. Paardrijden is geen lolletje, het is een sport, je moet je best doen. Paardrijden doe je met je benen en je houding, niet met je mond. Jij denkt dat je dat allemaal wel even snel kunt, maar zo werkt dat niet. Geduld. In de takt bewegen!! Nee, da’s te snel. Opletten!!” enzovoort. En dat allemaal in zwaar dialect. Dochter verstaat de helft niet maar doet alsof haar neus bloedt en gaat gewoon door. Af en toe zie ik haar even inkrimpen maar dan ook gelijk weer die rug recht en doorrrr. Ze vindt het zelfs leuk, lijkt het.
Na een dik half uur aan de longe rijdt ze op het paard terug naar de stal. Stop and Go kan ze in ieder geval al. Nu afzadelen. Man raakt in gesprek met de boer alias manegehouder. Das war ein Fehler… De man houdt niet meer op. Over werk en écht werk. Over alle managementfoezzies die overbodig zijn, de wereld heeft techneuten en paardrijders nodig. Het liefst paardrijdende techneuten. Die krijgen tenminste iets voor elkaar. En of boer huppeldepup in Schweinstein nog een tractor zus en zo heeft. Wat man doet voor werk. “Euh, leraar en techneut”. Aaaaah je ziet het boerengezicht opklaren. Een techneut! Helemaal goed. Kan man ook nog paardrijden? Nee. Oh. Da’s weer minder. Dochter gaat met een ander meisje mee, kijken hoe die paard rijdt. Ik versta alles wel maar ik ken al die boeren uit de omgeving niet én ik ben geen techneut dus ik sta er een beetje naast te dreutelen. Uiteindelijk, na een dik half uur mühlviertlerisch geratel, zegt hij ineens: “Oh ja. Betalen.” Man ziet z’n kans schoon en gaat snel kijken waar dochter uithangt. Ik ben de pineut en moet mee naar de keuken uit het jaar 1873. Betalen is mijn zaak blijkbaar. Oh wat zijn we heden blij…
De keuken is al een belevenis op zich. Een plafond waar ik bijna m’n hoofd stoot, een rioollucht van heb-ik-jou-daar, scheef hangende houten kastjes waar een houtworm nog geen droge spaander in zou kunnen vinden. Een eveneens eikenhouten kruis (mét Jezus eraan, natuurlijk) van bijna een meter lang aan de muur met een twintigtal overlijdensadvertenties sierlijk er omheen gedrapeerd. En een ouderwetsche spaarlamp boven de tafel. Mocht ook niet ontbreken natuurlijk. Gezelligheid ten top. Manegeboer gaat op de hoekbank aan tafel zitten en kijkt me ‘ns aan. “Du bist ja eh ned vo do, oda??” Nee, ik ben niet van hier. Ik kom uit Nederland. “Aaaaahhhh!!! Holland!! Na da muaß I di woas vazöhn.” [dan moet ik je even wat vertellen – Red.] Ik wíst het: ik had gewoon moeten zeggen dat ik doofstom ben. Niet van Nederland, ik stomme koe.
En daar gaat-ie weer.
Over zijn feestje in 1968 in Nederland. Zes Nederlanders en 3 Oostenrijkers. In Lelystad, dat toen net gebouwd werd volgens hem (klopt ook nog geloof ik). Er was net een café open en daar zaten ze, de bierzuipende Oostenrijkers met die drooggelegde Nederlanders. En met allemaal een 0,3l limonadeglaasje (“ein fluuu-ietje, whaahahaha“) pils voor hun neus. Waar ze dus ook met zijn zessen danig op keken, op die neus. Of de waard geen fatsoenlijk glas had. Nee, alleen dat ene 2-liter-sierglas van het Oktoberfest op een plank aan de muur. Nou, kom maar op dan, met dat glas. En die slappe pils, die drink je in één keer op. Ook twee liter. En nog een keer twee liter. En nog een keer. En die Nederlanders maar kijken. Oh en jemig, die Nederlanders zijn zoooo groot, hè!! Alle mannen zijn minstens twee meter. Hoe lang ben jij eigenlijk?? Ook wel minstens 1,90m hè? [euhh… nou euhh, ik ben wel groot maar niet zó groot]. Komt door al die overbemesting daar. Alles wordt megagroot. Mensen, Kartoffeln… Wel 200 liter pure mest per vierkante meter. In Oostenrijk is dat maximaal 80 liter. En dan krijg je zúlke Kartoffeln hè [zijn handen ongeveer 30cm uit elkaar houdend om ons hollands formaat aardappels aan te duiden] – allemaal voor die Kartoffelchips want daar heb je grooooote Kartoffeln voor nodig. En die grond daar in de polder, die is allemaal van de gemeente, en dan moeten de boeren wel duizend D-Mark (“Jullie hebben toch ook D-Mark??”) per maand aan pacht betalen en dan is het enige wat nog rendabel is, Kartoffeln. Hahahahaha…
Enzovoort. Godsamme ik moet naar de WC… en ik wil naar huis… hoe kom ik hier weg… Ineens houdt hij heel even op omdat zijn zoon binnen komt wandelen. Geen idee hoe die heet, ook Josef vermoed ik (aangezien drie van de vier Oostenrijkse mannen Josef heet: de vierde heet Heinz), maar in ieder geval heet-ie óók “mijn reddende engel”. Ik vraag snel hoeveel ik manegeboer verschuldigd ben. Veertien euro. Huh… aan de telefoon was het nog dertien. Nou ja, so what. Met deze man ga ik niet nóg eens in discussie, zeker niet over één euro. Ik leg het bedrag op tafel en wil hem bedanken, maar hij ratelt nog even door over de paarden, over dat dochter vooral geduld moet hebben (nou, dat leert ze bij hem vást wel, dat geduld hebben…) en niet te snel moet willen. En dat ze niet zo veel moet praten (mijn mond valt héél even open). En dat dit allemaal nog langgg geen paardrijden is maar gewoon wat rondhobbelen. En dat ze maar gauw weer moet komen. En oh ja. Veertien euro. Ik weet er tussenin te brengen dat mijn zoon alleen thuis is en ik nu écht weg moet maar dat we binnenkort zullen bellen om een nieuwe rij-afspraak te maken.
Ik vermoed over een jaartje of veertien.
0 gedachten over “Paardrijklets”
Haha wat een geweldig verhaal.
Echt hilarisch zie het ook zo levendig voor me dat boertje( klein) en jij er naast lol. En dan je lekkere eigenwijze dochter op paard wat zeer herkenbaar is) mijn dochter zit al wel ff op paardrijden
Zoals jij het verteld is het een waar feestje. Heb genoten lieverd
Bedankt dat je me hebt laten lachen
Succes met t taaltje lol en t paardrijden
Dikke kus marja van olderen
Klinkt als een grappig taaltje! ‘Du bist ja eh ned vo do, oda’ – ik begrijp er niets van maar het klinkt goed!
Prachtig verhaal, en arme jij! Dat wordt snel een andere manage zoeken…
Leuk inside kijkje Lou en jij bent dus een talenwonder als je dat snapt.
groetjes,
Dorothé
Ik denk dat Swahili leren nog makkelijker is dan een man doorgronden 😉
Wat een heerlijk blog!!
Leuk verhaal! 🙂 Toch maar eens kijken voor een andere manege! 😉