Most!!!
Most is lekker. Vroeger vond ik ’t echt niet te zuipen, dat gegiste (en volgens mijn kennerstong bedorven) appel- cq. perensap, maar na ettelijke jaren dwangproeven ben ik ’t nu toch maar gaan waarderen. Vandaag waren we weer bij onze buren en die hebben een ‘Mostschänke’. Oftwel, een kleine Hütte waar ze hun eigengemaakte Most, eigengerookte ham en eigengedroogd spek, eigengebakken brood, eigengeroerde boter en eigengefokte vliegen en katten aan de man cq. vrouw brengen.
Het probleem is dat ik bij Most altijd aan Mist moet denken. En dat is nu eenmaal minder lekker. Maar ach, als je je hersens temporair uitzet, is het echt prima te drinken. Vandaag hadden we in die kleine Hütte een soort buurtfeest. De mensen uit “de grote stad” die hier hun zomerverblijven hebben, trekken zich voor de winter terug binnen de stadsmuren (te guur en te koud hier op ’t rauwe plattebergland). Ter afscheid van deze stadswatjes wordt er dan – wat anders? – gegeten. En wel oeroostenrijks: Surbratl-im-Saft mit Serviettenknödl und Kraut. Vrij vertaald: gebraden gemarineerd varkensvlees met jus, Serviettenknödel (niet te vertalen) en warme zuurkool met spekjes en kummel. Tja. Ik kan niet zeggen dat dit nou mijn lievelingseten is. Maar tegen grote honger is ’t in ieder geval wel effectief. Helaas had ik geen grote honger. En ik ben géén knödelfan. Integendeel… Tussen mij en knödels zal nooit iets opbloeien, die hoop heb ik opgegeven (en de knödel ook). De honger was daarna dan gelukkig nog wel groot genoeg voor de ge-wel-dig lekkere Kuchen bij een kop stevige koffie met versgemolken melk (écht hè!).
Wat ik nou zo leuk vind is het oerige, het echte Hüttengevoel dat je hier in Oostenrijk soms zo heerlijk kunt hebben, dat “de-wereld-is-best-nog-wel-in-orde”-gevoel. Een grote potkachel staat midden tussen de bierbanken en tafels te knetteren, de glazen bierpullen met Most, de meer dan platoostenrijks pratende mensen (en na bijna een kwart eeuw oefenen versta ik het ook nog, ook wel fijn), de jodelmuziek op de achtergrond, de ruitjesgordijnen voor ’t raam, hett houtsnijwerk, de schuine moppen vertellende buurvrouw….
Een onschuldige mop van de buurvrouw kan ik wel even neerpennen:
Een 50-jarige man staat voor de spiegel en jammert tegen zijn vrouw: “moet je nou kijken, kijk nou… alles hangt aan mij, mijn wangen hangen, mijn haren hangen, m’n vel dat ooit zo goed gevuld was met spieren hangt, m’n buik hangt, m’n ooit zo pralle onderkin hangt, m’n prachtstuk dat ooit zo vol elan was, hangt er ook slap en lusteloos bij… ach lieverd, kun jij nog íets vinden aan mij dat wel goed is??” vrouw: “nou, je ogen zijn in ieder geval nog prrríma in orde…”
En zo ging de middag gemoedelijk voorbij. Er waren véél leukere moppen maar die moet je zien, die kan ik niet opschrijven. Helaas. Wandelend op weg naar huis (wij wonen op ’t land hè, onze buren wonen 300m verderop) een laatste genietmoment, de ondergaande zon… Ja, de wereld is hier bij tijden echt nog in orde.
(vloeken voor levensgenieters)