Roadworst
Het is weer eens zo ver: ik mag weer naar Nederland! Ik heb mijn bolide volgestouwd met alles wat nodig zal zijn voor de komende tien dagen. Ik heb de kinderen van school opgehaald, van een boterham voorzien, laten plassen en ook in de auto gepropt. Eén voorin (die is van de ‘gekoeld-voer-bediening’) en één achter mij (die is van de zoetigheid-en-chips-bediening en de electronica-doorgave).
Naast elkaar op de achterbank zitten is al jaren een no-go: dan had ik een triplexplaten muurtje voor ertussen moeten figuurzagen en daar heb ik geen zin in. Dan maar zo. Vol goede moed gaan we op weg naar mijn geliefde landje. Zwaaien de Oostenrijkse koeien gedag.
Und tschüß!
“En, hebben we er zin in, lieffies?”
“Neeeeeeee,” klinkt het in koor.
Ze hebben wel zin in Nederland, hoor. En om bij opa en oma te logeren. En om naar Six Flags te gaan. En zin in zwemmen. Maar geen zin in zo’n 8,5 uur in de auto zitten.
“Ach, zal vast wel meevallen, ik doe aan laagvliegen, dat weten jullie. Misschien duurt het vandaag zelfs minder dan 8 uur, wie weet. En trouwens, JULLIE mogen lekker vakantie vieren. IK moet werken, toevallig.”
Ik probeer de moed niet meteen de grond in te boren. Het werkt niet.
Bij Linz: file. Vrijdagmiddag-avondspits (die Oostenrijkers houden er elke vrijdag namelijk rond het middaguur al mee op)
Ca. 60km na Linz kom ik erachter dat ik de identiteitskaarten van de kinderen ben vergeten. Ik ben zo stom om dat ook gelijk te vermelden: dochter volledig over de zeik, want “hoe moet dat dan zo meteen bij de grens? Straks pakken ze ons op, terwijl we geeneens vluchtelingen zijn!”
Bij Passau: file. Die ken ik. Die is standaard. De door dochter zo gevreesde vluchtelingengrenscontrole. Ik snap werkelijk niet hoe ze dat nu doen: Ze stoppen nooit iemand, zelfs geen vrachtwagens Daarom kon ik dochter ook geruststellen: “geen hond die dat merkt, lieverd. Ze laten alle mensen alleen 3km lang héél langzaam rijden, dan staat er een norse meneer en dan mogen we weer verder.” Heel zinvol.
Zoon merkt en passant op dat hij zijn beugel vergeten is. Geweldig. Na tien dagen staat de boel weer zoals drie maanden geleden. Ik calculeer alvast een reprimande van de orthodontist in, bij de controle direct na de vakantie.
De kinderen meppen elkaar de kop in omdat ze, ondanks 2 laptops, 2 tablets, 1 netbook, 1 phablet, 4 mobieltjes, 2 spelcomputers, 15 DVD’s en dito aantal films op 2 USB’s, allebei op hetzelfde moment dezelfde DVD op dezelfde laptop (namelijk mijn Mac) willen en moeten kijken.
“Je moet niet altijd alles willen hebben wat de ander heeft. Je moet ook niet altijd alles perfect willen hebben: het op-één-na-beste is óók nog altijd prima.” En ik gooi er nog even mijn levensmotto tegen aan: “Rookworst zonder -R- is…”
“Ook worst. Ja, ma, we weten het,” grommen ze er in koor.
“Aha, en een file is dus een roadworst?” merkt zoon droog op.
Bij Regensburg: file. Vrachtauto is blijven hangen. Op de linkerbaan. Wat doet ie daar überhaupt? Het zou vrachtauto’s verboden moeten worden om in te halen op autobanen met twee rijstroken. Ze houden álles op, iedereen moet sterk afremmen. Vooral die aso Tsjechische, Roemeense en Hongaarse chauffeurs gooien hun kolos zonder pardon op de linker rijstrook. Lak aan het overige verkeer. Ze rijden hooguit 2km/h harder en moeten daarvoor pompen tot en met om die 86km/h te halen (uitlaatgassen!). Ze zouden zó veel meer besparen door gewoon achter een vrachtauto te blijven (nu juist extra dieselverbruik), besparen nauwelijks tijd met hun inhaalactie en de rest moet na voor de zoveelste keer sterk afremmen wéér optrekken (en dus wéér meer uitstoot/verbruik). Driebaanswegen: prima, haal lekker in als je dat zo graag wilt. Tweebaans: blijf er dan verdorie gewoon achter rijden! (Sorry eventuele vrachtwagenchauffeurs, maar dit is gewoon irritatiebron nummer één. Elke keer weer)
Bij Erlangen: file. Ik wil eraf, maar op de afrit staat een nóg langere file dus ik kies ervoor om door te rijden via Würzburg. Helaas: ik had het bord ‘omleiding naar Kassel via Erlangen’ gemist. Dat bord stond er niet voor niks: 5km verderop – tadaa – file. Stilstand. Autobahnsperre! Want vet ongeluk. Probeer dan maar eens 1,5 uur lang je kroost bij troost te houden. Ellende.
Würzburg: file. Je verwacht het niet…
Maar daarna reed het daadwerkelijk even door en kwamen we wat verder in de richting van Fulda.
“Mam, ik moet plassen.”
“Jij moet altijd plassen, kun je het nog ophouden?”
“Nee, ik moet NU!! METEEN!! Of ik plas je autostoel vol.” Shit. Een parkeerplaats zonder wc. Geen tankstation. Weer een parkeerplaats zonder wc. Dochter knijpt en jammert. Hè hè, een tankstation. Gelukkig, want tank nu ook leeg. En hongerrrr. Tanken, plassen, helaas geen eten. Het restaurant bleek voor personenauto’s na het tanken volledig onbereikbaar (of ik keek niet goed, maar dat is per definitie nooit het geval).
Doorrijden dus. Frustratie alom. Yes, een Autohof. Daar hebben ze altijd lekker eten. Op de afrit zie ik de volgende verdoemenis: De oprit terug naar de autosnelweg is geblokkeerd (Baustelle!), dus snel verder richting Kassel is na het eten geen optie meer. In het shabby restaurant waar vette schnitzels en een zwaar gebrek aan enig groenvoer overheersen, vraag ik hoe ik nu in vredesnaam naar Kassel kom.
“Oh ja, dát is heel lastig. Dan moet u door het Brombiebelebergse Woud en dan daarheen en zus en zo. Of u moet terug naar de vorige afslag en daar omdraaien, maar dat is nog véél verder om.” Bij gebrek aan wifi kijk ik met mijn buitenlandbundel op Google Maps hoe het zit. Dat was mijn buitenlandbundel. Next!
We starten onze expeditie door het donkere woud. Ik mis de juiste omleidingsafslag; de kinderen mekkeren over een film, ik ben afgeleid, mis tevens het bordje ’80’ en hopla: FLITSSS! 20km/h te hard. Nondeju in het kwadraat! Maar ik heb straks wel fijn post als ik thuis kom.
Dat is het geijkte moment om eens even lekker hard te schreeuwen in de auto. Het móét eruit, de mij verbouwereerd aankijkende kinderen ten spijt. Voor Kassel nog een beetje file (je verwacht het niet), nog twee plasbeurten en dan is het rustig, donker, liggen de kinderen voor pampus en kan ik fatsoenlijk doorjakkeren. Ein-de-lijk. Zoon hangt met zijn kussen tegen mijn schouder te slapen en ik kom ook wat tot rust. Na dik elf uur on the road geweest te zijn, vielen we de vertrouwdheid binnen.
“Ja mam, maar NU zijn we niet meer moe! Wij hebben in de auto geslapen!”
“Kan me geen ruk schelen. Je gaat maar liggen, wakker of slapend, het zal me worst wezen.”
Roadworst.
(ik heb trouwens de onderbroeken van zoon ook vergeten in te pakken.
Oh, en de cadeautjes voor daar waar ik op bezoek ga.
Oh, en de verplichte leesboeken van de kinderen.
Oh, en de sokken van dochter.
Oh, en nog iets, maar dat ben ik vergeten)
0 gedachten over “Roadworst”
Leuk ritje 😜
Mijn bloeddruk schoot omhoog, al lezende… Poeh.
Gelukkig hoef ik niet zo vaak lange einden te rijden maar we hebben wel eens zo 3 dagen met 3 pubers gereden naar Bulgarije met van die grensposten erbij waar je uren moet wachten.
Geniet van de vakantie ook al moet je werken 😉
Groetjes,
Dorothé
Oef! Fijn dat je het overleefd hebt! Hoop dat je inmiddels aan het genieten bent…
Heerlijk!