De dood relativeert, no matter what
God, wat relativeert dit. Ik wist pas meer dan een etmaal later dat ze overleden was. Waarom? Omdat ik met mijn eigen – nu tot futiele proporties geslonken – sores bezig was.
God, wat relativeert dit. Ik wist pas meer dan een etmaal later dat ze overleden was. Waarom? Omdat ik met mijn eigen – nu tot futiele proporties geslonken – sores bezig was.
Bij verjaardagen in het verleden betrapte ik mij erop dat ik wenste dat ze – mijn beide kinderen – nog even klein en knuffelig zouden blijven; ze worden zó snel groter en ouder…
Wie ben ik? Wát ben ik? Ben ik mijn levensinstrument? Moet het dan tevens mijn doel zijn om mijzelf zo goed mogelijk te bespelen? Uit de toon vallen is geen punt, maar ergens naar klinken is een mooi streven. Niet te zacht, maar zeker ook niet te hard. Niet te snerpend, niet te lieflijk. Maar vooral niet vals. Vertel eens, welke kleur krijgt een kameleon als je hem in een spiegelpaleis zet? Waaraan past zo’n dier zich aan als hij…
Het is raar om je kind daar zo in het gras te zien liggen. Als een kapotgescheurde vaatdoek. Haar been is bebloed. Haar achterhaar hoofd ook een beetje: daar waar de knop van de helm door de val in haar schedel gedrukt is.
Alles gaat automatisch, alles gaat elektronisch. En alles wordt geregistreerd. Elke fles wijn die je koopt, elk pakje sigaretten, elk blikje Red Bull. Elk boottochtje dat je maakt, elke citybike die je huurt, elke locatie waar je je bevindt. Tag-in-tag-out.
Ik draai het 4m brede slingerweggetje naar het dorp. Aan weerskanten van de berm hoog, niet te overzien gras. Ik rij goed aan mijn kant; ik ken deze bochten. Mijn nog onzichtbare tegenligger blijkbaar niet.
De eerste kleuter grijpt al snel een van zijn moddertaartjes en smijt het in de richting van het irritante zandkasteel. Kleuter 4 kijkt even geërgerd op en bromt: “Laat me met rust. Ik mag hier ook spelen. Deze zandbak is van iedereen.”
“Hai meiske! Wat lief dat je belt! Hoe is het, lieffie?” Stilte.
“Joehoe! Ben je er nog?”
“Ja.” Weer stilte.
“Mama, waarom was je er niet vandaag?”
“Wees nou eens realistisch!” “Jij loopt ook eeuwig en altijd te dromen…” “Waarom altijd weer die angst? Dóé gewoon!” “Het leven is leuk totdat de realiteit je bij de kladden grijpt.” Zomaar wat dagelijkse uitroepen. Maar ‘realiteit’, wat is dat nou helemaal? Vraag drie verschillende mensen wat de ‘realiteit’ voor hen is en ze zullen alledrie iets anders antwoorden. Het concept der realiteit is dus juist níét wat de naam doet vermoeden. Het is niet reëel. Het zit slechts in het hoofd…
Sneeuw is al lang geen vaste prik meer, hier in het noorden van Oostenrijk. Er ligt elke winter wel wat, maar dat is in Nederland ook het geval. Af en toe. Maar soms, heel soms, valt er – vaak op de meest ongunstige momenten – weer een enorme bak uit de lucht. En die blijft dan ook liggen. Zoals nu. Ik heb vaak wat te mekkeren over Oostenrijk (en binnenkort zal ik eens het tegenovergestelde doen in een blogje, want Oostenrijk…